Metselwerk

Metselwerken

Metselwerk ontleent haar sterkte en stabiliteit voor een belangrijk deel uit het feit dat er in verband wordt gemetseld. De stenen worden als het ware door het verband, het patroon waarin gemetseld wordt, bijeen gehouden. De verhoudingen tussen de afmetingen van een steen zijn daar ook van oudsher op afgestemd. De lengte van een steen is daarom altijd ongeveer gelijk aan twee koppen plus een voeg. Was dit niet zo, dan ontstonden op hoeken en bij muurbeëindigingen direct problemen met de maatvoering, die niet zonder hakken of breken konden worden opgelost.

Het patroon van metselwerk, de combinatie van stenen met het voegwerk, bepaalt echter ook de uitstraling, het esthetisch effect, van de gevel. Architecten en ontwerpers hebben daarom altijd naar mogelijkheden gezocht om door variaties aan te brengen in de patronen het aanzicht van het metselwerk te verfraaien. En dat gebeurt nog steeds. De combinatie van kleur en structuur van de steen, met de kleur en type voegwerk en het gekozen patroon, leidt tot eindeloos veel mogelijkheden.
Bij een goede kop- strekverhouding van de steen zullen de stootvoegen tussen de koppen net zo breed zijn als die tussen de strekken, dat wil zeggen 8 tot 12 mm. Als blijkt dat de stootvoegbreedte kleiner dan 8 mm of groter dan 12 mm moet zijn, dan is de steen ongeschikt voor het maken van bijvoorbeeld kruisverband of staand verband

Metselverbanden

Veel metselverbanden vinden hun oorsprong in metselwerk van steensmuren en dikker. Om een sterk verband te krijgen moesten de halfsteenslagen ook in de muurdikte worden gekoppeld, waardoor afwisselend strekken en koppen in de lagen zichtbaar worden. Omdat sinds de komst van de spouwmuur nog hoofdzakelijk halfsteens muren worden gemetseld, zien we ook veel nieuw metselwerk in metselverbanden die zonder veel hakken of zagen geschikt zijn voor halfsteens muren, zoals het halfsteens verband. Anderzijds neemt de belangstelling voor historische metselverbanden de laatste jaren toe onder invloed van de trend naar historiserende bouwstijlen. Daarnaast zijn er ook architecten die juist op zoek gaan naar vernieuwingen in de toepassing van metselwerk en daarbij het sierelement en de esthetische waarde van het metselwerk sterker op de voorgrond brengen.

Naast de traditionele metselverbanden zullen wij in deze informatie ook aandacht schenken aan meer vernieuwende en eigentijdse toepassingen van metselverbanden.

Hakken

Soms moet u stenen afkorten. dat kan met sabel en

kaphamer. Leg de steen vlak, met de sabel precies
op de verlangde breuklijn. Door met de kaphamer op
de sabel te slaan, zal de steen vrij recht doormidden
breken. u kunt ook eerst een gleuf maken met sabel
en kaphamer op de gewenste breuklijn.
Voor het op maat afkorten van stenen kunt u uiteraard
ook een haakse slijper gebruiken.
Kozijnankers
Kozijnen worden doorgaans aan het metselwerk
verankerd met kozijnankers, die in de lintvoegen
mee gemetseld worden. Plaats de ankers op een
tussenafstand van 50 cm. Wordt een muur aangesloten
op een bestaande muur, dan kunt u met kozijnankers
ook een verankering maken. Deze methode wordt de laatste jaren afgeraden. Uit onderzoek is gebleken dat metselwerk kan scheuren door het gebruik van kozijnankers.

Ventilatie

Om een goede ventilatie mogelijk te maken in de spouw,
moeten er open stootvoegen gemaakt worden.
Om de drie of vier strekken
In de eerste laag boven de fundering.
Boven het maaiveld
Boven de kozijnen
Twee lagen vanaf de bovenkant
Lagen- en koppenmaat
De steendikte plus een lintvoeg noemt men de lagenmaat.
Bij het uitzetten van de lagenmaat op een verticale lijn spreekt men van laagverdeling.
De afmeting van een kop plus een stootvoeg noemt men de koppenmaat
Bij het in tekening brengen van metselwerk wordt. ook de koppenmaat uitgezet
dit noemt men dan de kopverdeling.
Strekken- en koppenlagen.
Wanneer men in een laag van de muur aan de buitenzijde
alleen strekken ziet, dan wordt dit een strekkenlaag, strekse laag of kortweg streklaag genoemd.
Ziet men alleen koppen, dan noemt men zo’n laag een koppenlaag
patijtse laag. In de praktijk spreekt men meestal van koplaag.
Meestal wisselen koppen- en strekkenlagen elkaar af, maar ook komen verbanden voor
met alleen strekkenlagen en soms ook met alleen koppen- lagen. Bij sommige verbanden liggen
in één laag koppen en strekken afwisselend naast elkaar, zodat men dus niet van koppen- of strekkenlagen spreekt.